Enige tijd geleden trad Jaimie Branch op in Koffie & Ambacht. Potver wat waren we trots. Een jaar eerder had ze met Bruno en Henk samen gespeeld. Deze keer wilde ze solo. Ik wilde dat ze samen speelde met Gonzo, omdat ik weet dat Gonzo dat kan. Net zoals ik wist dat Bruno en Henk dat konden. Bruno Ferroxavierdasilva is een van de beste elektrische bassisten die ik ken. Henk een ongelooflijke bassklarinettist…. een woord als ‘beste’ past niet bij Henk Bakker; daar is Henk te goed voor. Ik hou van Henk.
"Gonzo is an amazing bass beast” fluisterde Jaimie mij na hun optreden in mijn oor.
Jaimie speelde solo ieder denkraam aan diggelen, damm she’s good.
Gonzo was goed. Nog nooit had ik Gonzo zo goed gehoord. Gonzo is verdomd belangrijk voor onze bar. Hij bracht veel muzikanten mee; John Dikeman, George Hadow, Martin van Duynhoven, Giovanni Di Domenico, Balazs Pandi, Tobias Klein, Machinefabriek… potver; te veel om op te noemen. Gonzo speelt graag samen.
Maar Gonzo speelde die avond solo, en ja ook samen met Jaimie; goed, heel goed. Maar solo brak hij door een vlies heen, stapte hij in een ander veld… danste hij behendig dwars door het mijnenveld. Solo, maar verre van alleen.
Toen wist ik dat ik Gonzo solo wilde horen in mijn kerk.
Mijn kerk… hè; da’s best controversieel om dat zo te zeggen, als atheïst, vooruit cultureel katholiek. Ik haal regelmatig de woorden ik, ons, wij, mijn door elkaar, alsof ze inwisselbaar zijn. Eigenlijk woorden waar je heel zorgvuldig mee om moet gaan, zou moeten gaan. Ik niet. Ik, wij, ons, mijn… allemaal verwijzingen naar dezelfde soevereiniteit. De soevereiniteit van Koffie & Ambacht me dunkt.
Andrew Lisle is de enige drummer die ik ooit ons drumstel volledig uit elkaar zag schroeven, om het vervolgens weer in elkaar te zetten en het volslagen anders dan iedere andere drummer te laten klinken. En er hebben al wat grootheden op dit drumstel gespeeld: Chris Corsano, Martin van Duynhoven, Aleksandar Skoric, Tollef Østvang, Rogier Smal, Peter Ole Jørgensen, mijn god.
Andrew drumt volstrekt authentiek. En dat is bijkans ongelooflijk.
Lang geleden had Hidde van Schie een solo show in Tent Rotterdam. In een achterzaal had hij z’n atelier inricht, hij werkte er en plein public zeg maar. Ik liep op een rustig dag naar binnen. Ik woonde net in Rotterdam en kende Hidde buiten z’n schilderijen nog niet. Ik was de enige in het achterzaaltje. Jammer, de schilder is niet thuis. Tenminste dat dacht ik. Ik kan heel goed op kousenvoeten door een ruimte sluipen, en dat is maar goed ook. Hidde bleek in z’n hut in het midden weldegelijk aanwezig te zijn. Zacht zat hij op z’n gitaar te tokkelen in de veronderstelling dat hij alleen was. Ik was direct fan. Zo solo als een schilder kan zijn, nee, moet zijn, zingt Hidde en speelt hij gitaar.
Hidde trad eerder op in de bar, solo. Wij vinden dat heel Rotterdam Hidde solo moet horen, want Hidde is een zoon van de stad die regelmatig geëerd moet worden, ook als muzikant.
Johanna Monk hoorde ik in Herman laat op de avond ver na sluitingstijd. Ze bespeelde haar klarinet. Onaangekondigd. Solo. Er hing een Jacques Brel sfeertje… de nutteloze van de nacht. Ik was tuurlijk de super arrogante die dacht dat ik laat op de avond mijn aanwezigheid kon bewijzen… en de show te missen. Johanna’s klarinet speel maakte me stil. Niks geen nutteloze van de nacht meer. Johanna groef diep met haar klarinet. Raakte door diverse humus lagen een diepe ader van de geschiedenis. Langs haar riet klonk een melodie die rechtstreeks leek voort te komen uit Centraal Europa. Europees zoals alleen Noord Amerikanen dit kunnen laten klinken. Omdat zij afstand kunnen nemen van onze geschiedenis. Solo, weer, maar verre van alleen.
Gerard heb ik lang geleden op Katendrecht leren kennen. Katendrecht was net een beetje verbouwd. Het zogenaamd succes van gentrificatie in geen velden of wegen zichtbaar. Ik rolde uit een literair café en kwam Gerard tegen. We aten wat bij de matroos, wat toen nog geen matroos heette. Gerard was toen al theater, terwijl ik dacht een gewoon gesprek te kunnen voeren. Maar in Rotterdam voer je nooit een gewoon gesprek. Gerard was getuige van mijn laatste poging om gewoon te zijn. Daarna werd ook ik Rotterdammer. Gerard is zo Rotterdams als de pest. Man wat een theater is dat zeg. Eigenlijk is de ware Rotterdammer solist. Wat wil je als je al jaren ‘hand in hand kameraden’ zingt en nooit echt wint, eeuwig de tweede stad blijft, Sparta wat z’n stadion een kwart slag draait, de koopgoot die volloopt als het regent, de markthal die leeg loopt als de zon schijnt. Man man, wat een gedoe.
Wij zijn blij dat Gerard ook eens een keer naar de kerk komt. Als salut naar de ware Rotterdammer.